Nog altijd geen afgesloten hoofdstuk
Maatschappelijke waarde van archief
De boom die alles zag. Monument ter herdenking van de slachtoffers van de Bijlmerramp in Amsterdam, 4 oktober 1992
Tekst Nienke Hidding
Nienke Hidding is adviseur bij het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding
Ruim 30 jaar na de vliegramp in de Bijlmer hebben nabestaanden nog steeds vragen. De ramp is omgeven door mysterie en de gebrekkige openbaarheid van de overheid is daar een van de oorzaken van. Een gesprek met enkele betrokkenen naar aanleiding van het advies dat het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding uitbracht om de toegang tot de archieven over deze vliegramp te vergroten.
Een gebrekkige openbaarheid speelt niet alleen bij de Bijlmervliegramp, maar ook bij andere pijnlijke dossiers. Denk bijvoorbeeld aan de toeslagenaffaire, de gaswinning in Groningen of de adoptiedossiers. Bij de discussie over de informatie die hier wel of niet openbaar wordt gemaakt ligt de focus voornamelijk op de verantwoording, de reconstructie van het overheidshandelen. Dat is in eerste instantie niet gek. Men wil weten wat er is gebeurd en waar het is misgegaan. Maar door de focus vooral op verantwoording te leggen wordt voorbijgegaan aan een minstens zo essentieel belang, dat van de rechtzoekende burger en de waarde die deze informatie voor hem kan hebben. Daar ligt een probleem. Want openbaarheid kan bijdragen aan de verwerking van dit soort pijnlijke gebeurtenissen, kan duidelijkheid verschaffen en kan zelfs helpen bij het herstel van vertrouwen in de overheid. Een gebrek aan openbaarheid werkt wantrouwen en nepnieuws in de hand. Sinds het kinderopvangtoeslagenschandaal is dat bijna een open deur. Volgens onderzoeksjournalist Joost Oranje is dit ook bij de Bijlmervliegramp gebeurd: ‘Daar is onnodig veel geheimgehouden. Denk bijvoorbeeld aan de discussie over de vrachtbrieven en daarmee over de precieze samenstelling van de lading. Daar is toen veel verkeerd gegaan. Er werd langs elkaar heen gewerkt, en dit is vervolgens ontkend. Dit leverde argwaan op, wat door het gebrek aan openheid alleen maar groter is geworden.’ De overheid is onnodig gesloten bij dit soort onderwerpen, terwijl transparantie juist veel vragen kan wegnemen en daarmee bijdragen aan het herstel van het vertrouwen in de overheid. Dat laatste is positief, zou je denken, maar die medaille heeft een keerzijde. De Nederlandse overheid heeft niet altijd belang bij openbaarheid. Dit is volgens Oranje deels te wijten aan het poldermodel, dat gebouwd is op consensus: ‘Dat model heeft voordelen, maar ook tot gevolg dat je vaak potentiële conflicten zult willen voorkomen. Immers: degene die nu tegenover je staat, zit wellicht later weer met jou in een samenwerking. Dat stimuleert niet echt actieve openbaarheid, want dat kan consensus in de weg staan. Dan dus maar beter geheimhouden,’ aldus Oranje. Bij het bepalen van de openbaarheid van archieven wordt daarnaast volgens algemene rijksarchivaris Afelonne Doek soms gekeken met een risicomijdende blik, waaruit het kan lijken of er wantrouwen is jegens de burger. Hen inzage geven tot informatie wordt soms als ingewikkeld gezien, terwijl uit de ervaring van het Nationaal Archief blijkt dat de burger juist integer omgaat met informatie wanneer die hierin inzage krijgt.
‘TOEGANG TOT INFORMATIE STELT DE BURGER IN STAAT OM ZELF EEN VERHAAL TE VORMEN’
Belang van burger meenemen
Een belangrijke reden om te vragen om inzage is volgens Doek niet om de overheid ter verantwoording te roepen, maar vooral om in te zien hoe het handelen van de overheid hun persoonlijke levenssfeer heeft geraakt. ‘Mensen zijn van harte welkom bij het Nationaal Archief, maar je zult maar de noodzaak voelen om naar het Nationaal Archief te gaan, omdat de overheid met haar beleid en uitvoering op zo’n manier in jouw leven heeft ingegrepen dat je zit met vragen daarover. Dat het je zo heeft geraakt dat je je gedwongen voelt om daar informatie bij te gaan vergaren. Dat legt echt een druk bij mensen.’ Dit wordt volgens Doek nu te weinig meegenomen in de bepaling van openbaarheid door de archiefvormer. ‘Met de tijd veranderen ook de gevoeligheden van materiaal. Je moet je altijd blijven afvragen of informatie nog steeds spannend of risicovol is.’ Tanja Jadnanansing, stadsdeelvoorzitter Zuid-Oost van de gemeente Amsterdam, beaamt dit. Het is volgens haar belangrijk om de gemeenschap in die beoordeling van informatie mee te nemen en elkaars wijsheid te combineren. Juist bij gevoelige kwesties zoals het ongeluk met de Boeing in de Bijlmer. ‘Dat gesprek met de gemeenschap, dat geeft ons ook allemaal eigenaarschap over die informatie.’
‘JE MOET JE ALTIJD BLIJVEN AFVRAGEN OF INFORMATIE NOG STEEDS SPANNEND OF RISICOVOL IS’
Toegang tot informatie helend
Toegang tot informatie kan een helende werking hebben. Dit zit hem niet altijd in de informatie die iemand te zien krijgt, maar ook veelal in de context. Toegang tot informatie stelt de burger in staat om zelf een verhaal te vormen en op zoek te gaan naar antwoorden, zonder daarbij afhankelijk te zijn van een ander. Deze emancipatie is volgens Doek erg belangrijk. Je moet zelf in staat zijn om op basis van de beschikbare informatie een oordeel te vellen. De burger moet zelf door stukken kunnen bladeren, ze kunnen lezen en herlezen. Op basis hiervan kan die zich een beeld vormen. Iets dat bijvoorbeeld door de bezoekers van het Nationaal Archief als heel belangrijk wordt ervaren. Zij kunnen zelf de puzzel leggen, wat op zichzelf al een helende werking kan hebben. Vaak blijkt ook dat de gezochte informatie niet aanwezig is. Dat kan pijnlijk zijn, maar tegelijkertijd ook vragen wegnemen. Ook weten wat er niet is kan soms belangrijk zijn. Jadnanansing heeft de hoop dat dit in de toekomst ook voor de archieven van de Bijlmervliegramp zal gelden. Ze merkt dat het erg goed werkt dat de gemeenschap het gevoel heeft dat die gezien wordt en serieus wordt genomen. Tegelijkertijd verwacht ze niet dat alle vragen van mensen beantwoord zullen worden als ze straks meer inzage krijgen in het archief van de Raad voor de Luchtvaart. Maar misschien kan het de gemeenschap verder helpen. ‘Het is nog steeds geen afgesloten hoofdstuk. We schrijven er allemaal aan verder. Maar misschien kunnen we straks gezamenlijk schrijven aan een hoofdstuk van troost.’