Op zoek naar richting en duidelijkheid
Wetten in de weg van toegankelijkheid
Jacqueline Rutjens: ‘Wij begrijpen de wens van de regeringscommissaris dat hij pleit voor een instituut waarbij spanningen tussen wetten worden beslecht’
Tekst Maurits van den Toorn
Maurits van den Toorn is freelance journalist
Beeld Rijksoverheid/Arenda Oomen
De overheid werkt hard aan het verbeteren van haar digitale informatiehuishouding en de toegankelijkheid daarvan. Merkwaardig genoeg staan daarbij soms, enigszins literair gezegd, wetten in de weg.
In de Woo is vastgelegd dat alle overheidslagen meerjarenprogramma’s moeten opstellen waarin staat hoe ze hun digitale overheidsinformatie duurzaam toegankelijk maken. In die programma’s staan langetermijndoelen voor de manier (en zo nodig het verbeteren daarvan) waarop digitale documenten worden gemaakt, geordend, bewaard (of vernietigd) en ontsloten, en de stappen die daarvoor op korte termijn worden gezet. Voor die veranderopgave is tot eind 2026 een bedrag van 787 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor de rijksoverheid. Het doel: een open en responsieve overheid. Jacqueline Rutjens is directeur van Open Overheid, het programma om de informatiehuishouding en openbaarheid van de rijksoverheid te verbeteren. Dat wordt onder meer gedaan door de informatiehuishouding “volwassen” te maken. Ook waakt het programma voor een goede uitvoering van de wetgeving op het gebied van openbaarheid en archivering. De afgelopen jaren is er al veel bereikt, stelt Rutjens, onder meer op het terrein van de volwassenheid. ‘Daarin onderscheiden we vier niveaus. Ooit zijn we bij de overheid begonnen op niveau 1, waarbij je ad hoc reageert op gebeurtenissen. Inmiddels zitten we op 2.3 – processen zijn herhaalbaar, verantwoordelijkheden beschreven – en we groeien verder: we trekken mensen aan, geven opleidingen en beschrijven onze werkprocessen. Het streven is om eind 2026 op niveau 3 tot 4 te zitten, dat wil zeggen strategie en visie hebben en werken volgens de vereiste kaders. Zover zijn we nog niet, er is nu nog geen eenduidig beleid en er zijn geen eenduidige processen.’
‘ER ZIJN 35 WETTEN EN REGELS DIE IETS MET DE INFORMATIEHUISHOUDING VANDOEN HEBBEN’
Richting en duidelijkheid
Een probleem in dit proces is dat de vele wetten die op de een of andere manier betrekking hebben op de informatiehuishouding elkaar soms in de weg zitten. De VNG heeft een paar jaar geleden onderzoek gedaan naar de wetgeving rond informatie. Daaruit bleek dat er in totaal 35 wetten en regels zijn die iets met de informatiehuishouding vandoen hebben, met als bekendste de Wet open overheid, de Archiefwet en de AVG, maar bijvoorbeeld ook in de Omgevingswet speelt informatievoorziening een belangrijke rol. Zowel die wetten als de organisaties die ermee moeten werken hebben uiteenlopende doelstellingen. Er is informatie bestemd voor openbaarmaking aan burgers, informatie die nodig is voor het afleggen van verantwoording en informatie die voor bedrijven van belang is. Soms zijn er spanningen tussen die categorieën; voor de mensen die de informatie beheren is het niet precies duidelijk hoe ze daarmee om moeten gaan. Rutjens: ‘We werken eraan om op volwassenheidsniveau 3 te komen, maar daarbij stuiten we op de verschillende opvattingen in die wetten. Moet je bijvoorbeeld concepten van stukken nu wel of niet bewaren en hoelang? Hoe gaan we om met de berg aan digitale informatie? Zo veel mogelijk bewaren en daarmee verzanden bij verzoeken om openbaarheid of snel ordenen en het risico dat informatie verloren gaat? Bovendien hebben we vaak ook verschillende ideeën over wat volgens een bepaalde wet wel of niet mag.’ De regeringscommissaris Informatiehuishouding heeft begin juni een nieuw concept van de Informatiewet opgeleverd. ‘Het is weliswaar weer een wet erbij, maar de regeringscommissaris beoogt richting en duidelijkheid te geven om een deel van de genoemde problemen op te lossen. Wij begrijpen ook de wens van de regeringscommissaris dat hij pleit voor een instituut waarbij spanningen tussen wetten worden beslecht.’
Wat bewaar je?
De eeuwige vraag bij informatie en archivering is: wat bewaar je en wat niet? Rutjens: ‘Vanuit archivering kijk je anders naar de bulk aan informatie dan vanuit de organisaties, terwijl je allebei een goed geordende staat van de informatiehuishouding wilt. Op dat abstractieniveau vind je elkaar al snel, maar niet als je in gesprek gaat over het wat en hoe. Als je te veel bewaart kun je het moeilijk terugvinden, stijgt de hoeveelheid cumulatief en alles opslaan wordt ook duur. Wereldwijd signaleren softwareleveranciers sterk stijgende kosten. Het streamen op Netflix, het delen van berichten op Facebook en Snapchat leggen een enorm beslag op energiekosten.’ ‘Als overheden en publieke sector gaan we dezelfde kant op. Het ACOI poogt daarin richting te geven door onderscheid te maken in typen en functies van informatie. Zo kun je volgens de Capstone-methodiek wel alles aan e-mails van bewindspersonen bewaren, maar bij anderen kun je strenger selecteren. Het hangt ervan af of het voor een burger belangrijk is, voor het verantwoorden van uitvoering of beleid of bijdraagt aan maatschappelijke of economische waarden. Keuzes maken is hoe dan ook onvermijdelijk; als je alles bewaart, heb je in feite niets, zo stelt het ACOI. We moeten accepteren dat de perfecte informatiehuishouding die aan alle wetten en wensen voldoet niet bestaat. We moeten wel steeds proberen erg ons best te doen.’
‘JE KUNT NOOIT ALLES MET EEN DRUK OP DE KNOP VOLGENS ALLE GELDENDE WETTEN REPRODUCEREN’
Afwegen
Rutjens ziet dagelijks de verbeteringen in de informatievoorziening: Rutjens: ‘We kunnen door het programma Open Overheid steeds beter alles vinden, ook met behulp van AI, en we zijn nog maar zelden iets kwijt. Misschien valt het alleen mij op, maar ik zie geregeld dat informatie gevonden is met behulp van een Woo-verzoek.’ Maar hoe dan ook zal informatie opzoeken altijd zorgvuldig moeten gebeuren en een tijdrovende en kostbare bezigheid blijven. Er zijn landen die daar dan ook grenzen aan stellen of burgers een bijdrage vragen. Rutjens: ‘Bij ons is de Woo-wetgeving op zichzelf laagdrempelig met minder weigeringsgronden dan onder de Wob, maar ook nu mag niet alles openbaar worden gemaakt. Wat wel openbaar wordt gemaakt moet digitaal, duurzaam toegankelijk zijn waarbij namen van ambtenaren of burgers moeten worden afgeschermd en gelakt met het recht op vergetelheid, terwijl in de archieven deze namen wel degelijk een rol kunnen spelen. Dat betekent continu afwegen en dat kost tijd. Je zult nooit alles met een simpele druk op de knop kunnen vinden en adequaat volgens alle geldende wetten en regels kunnen reproduceren. Ook niet met AI. Helaas.’