Ruimtelijke data
De toekomst van digitale informatie in Nederland
Tekst Theo Kremer
Theo Kremer is informatiespecialist bij Ingenieursbureau Amsterdam
In een tijd waarin Google Maps onmisbaar is voor onze dagelijkse navigatie, blijft de toegang tot cruciale ruimtelijke data in Nederland achter. Theo Kremer, informatiespecialist bij de gemeente Amsterdam, werpt een kritische blik op de huidige situatie en de stappen die worden gezet om de digitale infrastructuur van de overheid te verbeteren.
Wie van jullie gebruikt Google Maps? Terwijl ik dit opschrijf, heb ik al een vermoeden over het antwoord: namelijk iedereen. We gebruiken het bijvoorbeeld om files te vermijden of om verzekerd te zijn van de meest optimale reistijd. Ook om te weten waar we kunnen tanken, waar we kunnen eten en hoe deze gelegenheden beoordeeld worden, wat de prijs-kwaliteitverhouding is, waar de musea en theaters te vinden zijn en hoe ze er vanbinnen uitzien, en zelfs waar de dichtstbijzijnde huisarts is. We kunnen, of in ieder geval willen, niet meer zonder. Maar als we vragen waar de kabels en leidingen liggen, welke plannen er zijn voor dit gebied, welke omgevingsvergunning is aangevraagd in deze straat, welk archeologisch erfgoed er in de grond zit, welke bijzondere fauna hier aanwezig is, en welke wet- en regelgeving van toepassing is, dan is het antwoord heel anders dan bij Google. Op al deze vragen volgt vaak een ontkenning. Nee, dat kunnen wij niet acuut leveren. En zeker niet op de manier waarop Google dat doet. Oh, is dat geheim? Achter de deuren van de gemeenten of andere overheden hebben ambtenaren deze informatie wel. Helaas moet ik u teleurstellen: ook zij beschikken niet over een mapsachtige voorziening om deze informatie te raadplegen. Niet op kaart, niet in een model, en als die kaarten of modellen er wel zijn, zijn ze vaak niet gekoppeld of geïntegreerd.
Cynisch?
Ja, maar er is toch een Wet open overheid? Als ik daar een beroep op doe, krijg ik dan mijn informatie? Zeker! U krijgt alles wat u mag weten, maar niet meer dan wat het ambtelijke apparaat kan leveren. Of, om het preciezer te formuleren: datgene wat de afdeling die deze informatie levert kan vinden, en hopelijk binnen de maximale zoektijd van zes weken. En als deze afdeling geen lijntje heeft met de uitvoerende technische afdelingen, is de kans groot dat uw wachten u enkel pdf’s oplevert, al dan niet uitgeprint en zwartgelakt. Ben ik cynisch? Ik hoop het. Maar ik vrees van niet. Dit is de werkelijkheid die ik de afgelopen tien jaar heb gezien, terwijl ik manoeuvreerde tussen archieven, gemeentelijke administratie en uitvoerende directies in het ruimtelijke domein. Ik hoor u hoopvol denken dat de oplossing de verbinding met het ruimtelijke domein is. Dat is zeker een mooi begin, maar het is nog geen oplossing die snel leidt tot een soeverein en autonoom Maps waar wij als inwoners van de Nederlandse staat toegang toe hebben en die antwoord geeft op de eerdergenoemde vragen in de vorm die wij elders zo gewend zijn.
Handen ineen
Maar is de situatie dan hopeloos? Moeten we Alfabet (de moederorganisatie van Google) vragen om de dienstverlening van de Staat der Nederlanden over te nemen? Nog niet, zou mijn advies zijn. Er is nog hoop. Er lijkt een besef te ontstaan dat een steeds groter deel van Nederland – zowel overheid, bedrijfsleven als wetenschap – de handen ineen wil slaan om toe te groeien naar een informatiepositie die u al jaren verwacht of misschien wel dacht dat die er zou zijn. De bouwsector heeft zich een aantal jaren geleden verenigd om de digitalisering van de bebouwde omgeving verder te brengen onder de paraplu van de digiGO-vlag, een organisatie die met financiële ondersteuning van het ministerie van BZK stappen zet om de staat van digitalisering meer gelijk te krijgen tussen de grote ondernemingen en de kleinere binnen de bouwketen. Overheden en onderwijsinstellingen zoals de TU Delft en de gemeente Eindhoven haken ook aan. Een internationale organisatie als buildingSMART laat zich ook steeds meer gelden, al komt het goede nieuws hier vooral uit Zuidoost-Azië en in mindere mate uit Scandinavië, waar innoveren en samenwerken bijna standaard in één zin worden genoemd. Ook de digitalisering van GEO (lees: kaarten) neemt een hoge vlucht, waarbij zowel open standaarden als de samenwerking met bouwmodellen (voorheen technische tekeningen) nadrukkelijk aandacht krijgen. En last but not least is er een groeiend aantal digitale tweelingen, waarbij een digitale weergave van met name steden steeds meer beschikbaar komt, nu via de Digital Twin Nederland Community. Tot zover het goede nieuws. Er gebeurt zeker iets, en het zijn ook goede dingen, maar krijg ik nu binnenkort antwoord op mijn vragen zoals bij Google Maps? Helaas nog niet. Wat is daarvoor dan nodig, en gebeurt dat ook?
Stappen
We zetten stappen. Stappen om de goede initiatieven die er zijn te verbinden. Concreet: sinds januari 2024 is het mogelijk om met een open standaardformaat aangemaakt bouwmodel een driedimensionale vergunningaanvraag in te dienen voor een omgevingsvergunning. Hierbij was echter geen rekening gehouden met de interne organisatie van de vergunningverlenende organisatie, zoals beeldend beschreven in een dubbelinterview in Od van dit najaar, waarbij zowel de trekker van de digitalisering van de omgevingsvergunning als een betrokken informatiebeheerder aan het woord kwam. De trekker gaf nadrukkelijk aan hoe belangrijk en mooi deze stap in de digitalisering was, terwijl de informatiebeheerder dit als een donderslag bij heldere hemel ervoer, omdat er bij de digitalisering niet was nagedacht over hoe deze informatie bewaard en teruggeleverd moet en kan worden. Hoe zetten we stappen? De voornaamste partijen zijn onder de vlag van de VNG eind januari bijeengekomen in Den Haag. Hier is de aanzet gemaakt voor een werkagenda 2025/2026. In deze agenda spreken we concrete stappen af om te groeien naar een overheid die, analoog aan Maps, transparant en toegankelijk is, maar wel in eigen beheer, met informatie die betaald is met belastinggeld en niet met uw privacy.
Over de domeinen
Wat gaan we dan concreet doen? We willen binnen 2 jaar het vergunningsverleningproces zowel aan de voorkant, dat wil zeggen als aanleverende partij, optimaal faciliteren door IFC-modellen te accepteren en wellicht op een gegeven moment zelfs met een uitsnede uit een digitale tweeling gevormd met open internationale standaarden. Daarnaast willen we de rest van de interne organisatie zodanig opleiden en faciliteren dat deze informatie ontvangen kan worden, behandeld, bewaard en beheerd, en opnieuw ter beschikking gesteld wordt, zoals we dat al sinds 1905 doen met onze bouwvergunningen. Dit doen we door over de verschillende domeinen heen goed met elkaar samen te werken, te luisteren naar elkaars kracht en pijn, en ook heel goed over onze nationale grens te kijken om te leren en te delen met wat daar gebeurt.