Ontmoeten als start
Tekst Theo Kremer
Theo Kremer is informatiespecialist bij het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam
Januari 2014, Amsterdam. Locatie: zaal stadhuis. Tweehonderd professionals uit het informatiedomein zijn aanwezig: archivarissen, informatiebeheerders en ict’ers. Uit het bouwdomein ook: ingenieurs, architecten, aannemers en beheerders van bruggen, tunnels, wegen en kademuren. Allen onderwerpen ze zich aan een vol programma met de welluidende titel: Bouwen met Informatie.
De boodschap aan de professionals uit het informatiedomein: realiseer je dat steeds meer informatie over de fysieke omgeving, zowel gebouwen als infrastructuur, opgeslagen zit in BouwInformatieManagement. Dat wil zeggen: modellen en complexe databases. Informatie die niet gevonden kan worden in Excelbestanden, pdf’s, kaarten of DMS’en. En de boodschap aan de professionals uit het fysieke domein: deze informatie die jullie nu opbouwen is ook in de toekomst van belang. Van belang bij toekomstige renovaties en veranderingen in de openbare ruimte. Als je nu niet zorgt dat deze informatie geborgd blijft voor toekomstige gebruikers, staan we straks met lege handen. De overall boodschap aan iedereen: het belang van deze informatie en de complexiteit van het vraagstuk waarmee we te maken hebben zijn zo groot dat we niet als een beroepsgroep of discipline dit vraagstuk kunnen tackelen. De gehele dag bestond uit presentaties die enkel tot doel hadden om elkaars invalshoek te leren kennen en waarom informatieprofessionals zich moeten verdiepen in BouwInformatieManagement en waarom professionals uit het Bouwdomein zich moeten verdiepen wat er nodig om ervoor te zorgen dat hun zorgvuldig opgebouwde datasets ook in de toekomst herbruikbaar blijven. En dat dat dus samen moet!
Urgentie
Inmiddels is het bijna 10 jaar later. BouwInformatieManagement (BIM) is niet meer weg te denken en in de fysieke omgeving bijna net zo standaard als Word bij tekstverwerking. Zoals BIM de standaard is voor gedetailleerde informatie, zo geldt dat voor Geografische Informatie Systemen (GIS) bij grovere overzichten en het plaatsen van objecten in de fysieke omgeving. En ook hier geldt al geruime tijd dat het om driedimensionale informatie gaat. Met de combinatie van beiden is de mogelijkheid ontstaan van digitale tweelingen. De zogenaamde TWIN Cities die als basis dienen voor beleidsmakers, stedenbouwkundigen, beheerders van de openbare ruimte, ingenieurs. Een beweging die steeds algemener wordt. Was dit een aantal jaren geleden vooral een tooling die gebruikt werd in steden in Zuidoost-Azië, met Singapore als koploper, tegenwoordig is vrijwel iedere honderdduizend plus gemeente hiermee bezig.
‘BOUWINFORMATIEMANAGEMENT IS NIET MEER WEG TE DENKEN’
Urgent
Maar de vragen uit 2014 blijven nog steeds urgent, misschien nog wel urgenter. Te meer als er ook nog Artificial Intelligence aan toe gevoegd wordt, waarmee de TWIN City een Predictive City wordt, waar alle domeinen, zowel fysiek als ook sociaal mee te maken hebben. En die als basis dient voor grote vraagstukken als: wat moeten we doen met steeds heftiger regenbuien, hittestress, woningnood, openbare orde en veiligheid, waar breiden we uit, waar breiden we in? Kortom, alle vraagstukken met een ruimtelijke component. En dan komen vragen als: hoe is de verantwoording geregeld? Op basis van welke data zijn welke besluiten genomen? Welke andere varianten hadden we? Maar ook: waar zitten de funderingsresten van gesloopte panden? Waar zitten niet meer in gebruik zijnde leidingen, oude waterleidingen en rioleringen, die nog wel in de ondergrond zitten? Welke grond is schoon? Welke grond is vervuild en moet eerst worden gesaneerd voordat het gebruikt kan worden? Maar ook in combinatie met planningen, kosten en regelgeving. Kortom het geheel is gebaseerd op data. En deze data wil je kunnen hergebruiken. Hoe hebben we dat geborgd? Is dat geborgd?
Digitaal Esperanto als basis
Voor ik hier verder op inga, eerst even terug. BIM en GIS zijn toepassingen die zijn ontwikkeld door commerciële partijen die voor specifieke toepassingen specifieke software hebben ontwikkeld. De BIM-software die een ontwerper van een lift gebruikt, is anders dan de BIM-software die wordt gebruikt bij het ontwerp van wegen. Maar de kracht van de software is dat het integraal gebruikt wordt in een omgeving, waarbij het model van de liften combineerde kan worden met het model van het appartementencomplex waarin zowel de modellen van de stenen constructie, het staal en de elektra, water en andere voorzieningen in zijn opgenomen. Allemaal verschillende disciplines die samenwerken. Software die vaak afkomstig is van verschillende leveranciers die niet automatisch kunnen samenwerken. Om dit wel te kunnen doen is digitaal Esperanto nodig. Voor BIM is dat IFC, de internationale uitwisselstandaard. Deze standaard waaraan nog steeds wereldwijd wordt gewerkt door samenwerkende overheden, grote softwarebedrijven en bedrijven die deze software gebruiken. Meerder keren per jaar zijn er lokaal, continentaal en wereldwijd congressen waarin deze professionals elkaar ontmoeten en nieuwe behoeftes en oplossingen uitwisselen. Dit wordt georganiseerd door de internationale organisatie Building Smart. Voor GIS is dat City GML, de internationaal geaccepteerde en nog steeds doorontwikkeld uitwisselstandaard voor driedimensionale Geo-informatie. Dit wordt georganiseerd door Open Spatial Consortium (OCG), de Building Smart van de GEO-wereld. En omdat infrastuctuur en bebouwingen altijd in een geografische context plaatsvinden wordt er tussen beide organisaties intensief samengewerkt om te komen tot digitaal Esperanto waarmee Twin Cities kunnen worden ontworpen en beheerd. Tegelijk zijn er ook commerciële partijen die hun totaaloplossingen aanbieden, zoals het Franse bedrijf Dassault dat al sinds jaar en dag de Twin City van Singapore faciliteert en onderhoudt. Wil je voor de lange termijn niet afhankelijk zijn van dergelijke commerciële aanbieders, dan zijn de producten en de inspanningen van al meer dan dertig jaar actieve organisaties als Building Smart en OCG een reëel alternatief.
Digitaal Esperanto volstaat niet
Open standaarden als IFC en City GML zijn belangrijk, maar daarmee is toekomstig hergebruik niet automatisch geborgd. Het is niet meer dan een eerste voorwaarde. Zoals hierboven al beschreven over het congres uit 2014, om te komen tot een omgeving waarin informatie die we vastleggen in complexe databases als IFC en City GML ook kunnen hergebruiken is naast de kennis van de professionals uit de Bouwkolom ook de kennis nodig van de professional uit de Informatiekolom. Wat is duurzame informatie? Waar sla je dat op? Hoe zorg je ervoor dat je data uit oude modellen kunt inlezen in moderne systemen?
Met deze vragen gingen we in Nederland aan de slag met een groep professionals uit beide domeinen. Archivarissen van Stadsarchief Amsterdam, Waterland, ingenieurs van de gemeente Amsterdam en technische specialisten van de TU Aken en Eindhoven ondersteund door subsidie van Binnenlandse Zaken. Het eerste resultaat: een overzicht van de wensen en vragen van professionals uit beiden domeinen over wat geregeld moet zijn in 2030 als ze zij hun werk nog willen kunnen doen met deze informatie. En over wat er dan nu geregeld moet zijn, samengevat in een DUTO-scan. Op basis hiervan een validator die de eisen die gesteld worden aan de teruglevering van de modellen door respectievelijk de liftontwerper en de aannemers die soms uit tienduizenden data bestaan geautomatiseerd controleert op hun afgesproken volledigheid. En een architectuurplaat/beschrijving die het geheel van het standaarden landschap beschrijft waarin deze tooling moet landen. En last en not least een maturiteitsmodel, een meetlat waarmee organisaties kunnen bepalen hoe duurzaam hun ruimtelijke data worden beheerd. Van enkel op projectfase tot, het hoogste niveau, als onderdeel van het beleid van de organisatie die daarmee aangeeft hoe waardevol de data zijn als grondstof.
‘WE LOPEN IN NEDERLAND VER ACHTER BIJ ONZE COLLEGA'S IN FINLAND EN ESTLAND’
Finland en Estland doen het beter
Ondanks deze tooling en het toegenomen bewustzijn lopen we in Nederland ver achter bij onze collega’s in Finland en Estland. Niet omdat ze meer weten, maar omdat ze hier beter samenwerken. Overheid, bedrijfsleven en het Nationaal Archief trekken hier gezamenlijk op. Niet incidenteel, maar structureel. Te beginnen met de vergunningverlening. Ondanks dat al vele jaren infrastructuur en gebouwen werden ontworpen en steeds meer beheerd met BIM, moesten voor een bouwvergunning tekeningen en onderliggende documenten los worden aangeleverd voor een bouwvergunning, net als in Nederland. Afgelopen maart 2023 heeft de Finse overheid bepaald dat voortaan bij een grote verandering in een gebouw of bij verandering van infrastructuur de informatie aangeleverd moet worden in IFC. Hiermee kan de overheid zelf eenvoudig controleren of aan de eisen wordt voldaan. In 2019 heeft het Finse Nationale Archief bepaald dat IFC een geaccepteerde archiefstandaard is en heeft toegezegd dat vanaf 2027 haar organisatie in staat is om bouwvergunningen in IFC te ontvangen, te beheren en terug te leveren. En er wordt beleid ontwikkeld om in de toekomst dit ook te doen met mainstream informatie. (Kleine veranderingen). En omdat ook het Finse archief, noch de overheden of het bedrijfsleven alle antwoorden hebben zoeken zij internationale samenwerking om deze vraagstukken te tackelen, maar wel vanuit de overtuiging dat het moet en dat op basis van samenwerking het ook zal lukken.
Hoe is het hier? Zoals ik hiervoor al aangaf: technisch, binnen zowel het fysieke als het informatiedomein zijn wij gelijkwaardig aan wat er in het buitenland gebeurt. Maar willen we van deze kennis gebruik maken, dan is het besef dat we samen moeten werken over de domeinen heen wel cruciaal. Lokaal, nationaal en internationaal.