Groeiende rol van de CDO
Van bewustwording naar het faciliteren van interbestuurlijke samenwerking
Tekst Migiza Victoriashoop
Migiza Victoriashoop is redactielid Od
De Chief Data Officer (CDO) is in opkomst. Veel organisaties hebben er de afgelopen jaren een aangetrokken om datagedreven werken aan te jagen en zo strategische doelstellingen te realiseren. Bij de rijksoverheid wordt gewerkt aan het uitrollen van een heus CDO-stelsel. Wat houdt dat in? Wat doen deze functionarissen? Od sprak Wim Stolk, coördinator data & algoritmes CIO Rijk, om antwoord te krijgen op deze vragen.
Stolk is belast met het inrichten van het CDO-stelsel. ‘De tijd waarin het belang van datagedreven werken of informatie op orde uitgelegd moest worden, is echt voorbij,’ zegt hij. ‘Waar we tot voor kort een of twee debatten per jaar over dit onderwerp hadden, staat het onderwerp nu midden in de politieke belangstelling.’ Volgens Stolk is het momentum er en moeten professionals nu vooral aan de slag. Het optuigen van een CDO-stelsel is daar onderdeel van. Op alle ministeries, departementen en grote uitvoeringsorganisaties wordt een CDO aangesteld, die als hoofdtaak het faciliteren van datagedreven werken binnen het primaire proces heeft.
Wim Stolk
Faciliteren
Een onmiskenbaar aspect van goed faciliteren is samenwerken, zegt Stolk. ‘Het is een open deur, maar komt in de praktijk steeds weer als verbeterpunt naar voren. Als je kijkt naar de jeugdhulpverlening, dan zie je dat het echt niet alleen gaat om het gebruiken van databases of omschrijvingen van patiënten in dossiers. Nee, de hulpverleners kijken ook naar aantekeningen op hun kladblok of wat ze zien als ze bij mensen achter de voordeur komen.’ Om het werk van de hulpverlener mogelijk te maken, is de deskundigheid van verschillende experts nodig om het proces, de systemen en applicaties by design zo in te richten dat duurzame toegankelijkheid daar een vanzelfsprekend onderdeel van is. En daarbij moet het niet uitmaken of de hulpverlener gebruikmaakt van gestructureerde of ongestructureerde data. Stolk: ‘Bij het uitvoeren van het werk, speelt dat geen rol. Alleen wij doen aan de achterkant heel moeilijk door er twee werelden van te maken of het vanuit twee perspectieven te bekijken. Het zijn bronnen of combinaties van bronnen die we tot onze beschikking moeten hebben.’
‘HET IS EEN OPEN DEUR MAAR EEN ONMISKENBAAR ASPECT VAN GOED FACILITEREN IS SAMENWERKEN’
Volwassenheid
In pogingen om beter in de behoefte van het primaire proces te voorzien kan de CDO een belangrijke rol spelen. De invulling van die rol is niet statisch, maar beweegt mee met de volwassenheid van de organisatie. Zo onderscheidt Stolk vier stadia van volwassenheid. In de eerste fase zal de CDO zich vooral moeten richten op bewustwording. ‘Er moet gewerkt worden aan erkenning van de toegevoegde waarde van informatie- en datagedreven werken voor de organisatie.’ In de tweede fase wordt een kaderstellende rol vervuld. ‘We kennen veel standaarden en referentiearchitecturen, maar die werken niet zonder afspraken te maken. Het is goed om een visie te hebben op het delen van gegevens via API’s, maar dat betekent dat er harde afspraken moeten komen over hoe de API-formats eruit moeten komen te zien, dat er maar een format gebruikt wordt.’ In multidisciplinaire teams van onder anderen data scientists, architecten, archivarissen moet aan toepasbare oplossingen gewerkt worden, zegt Stolk, zodat deze in de derde fase geïmplementeerd kunnen worden in het primaire proces. In deze fase kan de CDO een faciliterende rol op zich gaan nemen. ‘Dan kunnen CDO’s proactiever worden en gevraagd en ongevraagd advies geven op complexe vraagstukken en meedenken aan oplossingen maar ook monitoren en audits doen op het naleven van kaders en standaarden.’ In de vierde fase kan de CDO zich interbestuurlijk profileren. ‘Er is dan zo veel kennis in het primaire proces dat datagedreven werken gemeengoed is. De blik kan verlegd worden naar de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen, provincies en het rijk.’ Volgens Stolk zijn we fase 1 ruim voorbij, het draagvlak is er. Om de volgende stap te zetten, is een structurelere aanpak nodig. ‘Er zijn voldoende pilots gedraaid en tests gedaan. Nu moeten we gaan sturen op gegevens.’ Daarvoor is een goede governance nodig waarin de CDO een plek krijgt en de randvoorwaarden gesteld worden en de intentie er op beleidsgebied is om datagedreven werken daadwerkelijk gemeengoed te maken. Dit vraagt ook iets van de volwassenheid van de informatieprofessional. ‘We moeten gaan staan voor ons werk, gevraagd en ongevraagd advies geven, beter samenwerken. Maar ook strakker in de leer worden. Neem de uitgangspunten uit de NORA of GEMMA. Die zijn vastgesteld, die moeten we steviger gaan hanteren en ook eisen dat dat gebeurt.’
‘MOET DE CDO ZICH EXPLICIETER RICHTEN OP DE VOLLE BREEDTE VAN DE INFORMATIEHUISHOUDING?’
Hoe nu verder?
Sinds oktober 2022 is er een CDO aangesteld op elk ministerie, departement en grote uitvoeringsorganisatie. In de komende periode wordt gewerkt aan de verdere bepaling van de scope en uitvoering van het stelsel. Hiermee krijgt het stelsel een permanenter karakter. Maar hoe gaat het zich verhouden tot programma’s als Informatiehuishouding op Orde, Open op Orde? De programma’s en het stelsel in elkaars verlengde, aldus Stolk. ‘We hebben dezelfde beleidsuitgangspunten en het besef is er dat er gezamenlijk opgetrokken moet worden. Er wordt gekeken naar punten waar we elkaar kunnen versterken.’ Maar het is nog niet allemaal in kannen en kruiken. Zo moet er gekeken worden hoe de CDO de samenwerking zal aangaan met de collega’s van documenthuishouding binnen de informatiehuishouding. De gegevenshuishouding is in ieder geval het werkveld van de CDO. Tijdens dit schrijven is nog niet besloten hoe het opdrachtgeverschap over het gehele informatiehuishoudingsvakgebied wordt georganiseerd. Dat de CDO en de CIO hierin een voorname rol gaan spelen dát is wel de verwachting. ‘Daar komen we in de governance nog wel uit. De programma’s blijven lopen naast het CDO-stelsel. Wanneer deze overgedragen worden naar de bestaande organisaties wordt gekeken hoe deze zich gaan verhouden tot het hele i-stelsel.’